Kanoeten verspreiden zich met laag water over drooggevallen wadplaten, waar ze met hun snavel in de bodem prikken op zoek naar schelpdieren. Die slikken ze heel in en kraken ze vervolgens in hun spiermaag. Met experimenten laten Oudman en collega’s zien dat de op Groenland broedende en in de Nederlandse Waddenzee overwinterende kanoeten (Calidris canutus islandica) prima gedijen op een dieet van één schelpensoort, zoals het nonnetje of de kokkel. De in Siberië broedende en op de Banc d’Arguin overwinterende kanoeten (C.c. canutus) moeten in hun overwinteringsgebied echter op zoek naar een gevarieerd dieet. Ze mogen namelijk niet te veel cirkelschelpen eten. Cirkelschelpen (Loripes lucinalis) komen lokaal veel voor, hebben een hoge voedingswaarde en zijn gemakkelijk te kraken omdat ze een relatief dun schelpje hebben. Keerzijde van de medaille is echter dat ze ook veel sulfide uit de zeebodem opnemen en dat veroorzaakt diarree bij te gulzige kanoeten. De cirkelschelp helemaal links laten liggen is echter ook geen optie, omdat andere beschikbare schelpdieren veel harder zijn en dus veel moeilijker te kraken.

Twee hoofdschotels op de Banc d'Arguin: Cirkeltje (Loripes, links) en venusschelp (Dosinia)

Experiment
Maar het aandeel van cirkelschelpjes in het dieet verschilt per kanoet, en dat hangt weer samen met de grootte van hun spiermaag. Een grote spiermaag kan meer schelpen bevatten dan een kleine en dit maakt het eten van moeilijk te kraken schelpen gemakkelijker. “Door kanoeten in Afrika met radio-zendertjes los te laten vonden we dat vogels met een grotere maag minder vaak verkassen. Wellicht omdat ze meer geschikte schelpjes kunnen vinden op dezelfde plek. Maar grappig genoeg bleek dat het de voedselkeuze is die de maaggrootte bepaalt, en niet andersom”, aldus Oudman. “Wij voerden een aantal kanoeten met zacht voedsel, waardoor hun maag kleiner werd. Maar als we ze na loslaten volgden op het wad, bleek dat ze nog net zo lang op dezelfde plek bleven. Ze trokken zich dus niks aan van hun kleinere maag.”

Verspreiding in het overwinteringsgebied
De in de Waddenzee overwinterende ‘islandica’ kanoeten verspreiden zich veel meer als groep en verorberen dan lokaal op het wad op voedselrijke plekken enorme aantallen schelpdieren. De op de Banc d’Arguin in Afrika overwinterende ‘canutus’ kanoeten verplaatsten zich echter individueel naar eerder bezochte plekken op basis van hun eigen persoonlijke ervaring. Dat doen ze omdat de schelpdieren op de Banc d’Arguin in veel kleinere, maar veel meer groepjes verspreid zijn over het gebied.

Verbonden ecosystemen
De uiteindelijke oorzaken van de geconstateerde achteruitgang van de aantallen kanoeten op de Banc d’Arguin (Mauritanië) moeten volgens Oudman misschien gezocht worden in de Arctische broedgebieden en in de Waddenzee. Niettemin zouden kanoeten, met hun dynamische gewoontes, weleens meer en meer afhankelijk kunnen worden van de rijkdommen van de Banc d’Arguin. Een goed overwinteringsgebied zou de negatieve gevolgen van de snelle veranderingen in het Noorden kunnen afremmen. Dat is één van de vele redenen om het nu nog rijke ecosysteem van van Banc d’Arguin goed te beschermen.

De genetische kijk op individuele verschillen – ook in onze maatschappij – vindt Oudman zeer beperkt. Oudman: “Mijn onderzoek benadrukt het mogelijke belang van individuele ervaringen en leerprocessen op het gedrag van kanoeten. Dat is belangrijk, bijvoorbeeld omdat deze afhankelijkheden van omgeving de voorspelde gevolgen van milieuveranderingen enorm kunnen beïnvloeden. Dit onderzoek vormt een nieuw bewijs hoe genen én omgeving samen leiden tot gewoontes, waarover mijn promotor Prof. Theunis Piersma eerder het boek The Flexible Phenotype schreef”.

Thomas Oudman’s werk werd gefinancierd vanuit het NWO-Vidi project toegekend aan NIOZ-onderzoeker Dr. Jan van Gils, en de NWO-TOP beurs ‘Shorebords in space’ toegekend aan prof. dr. Theunis Piersma. Oudman hoopt zijn loopbaan te vervolgen in het buitenland met een onderzoekbeurs.

/////

Meer informatie:

Proefschrift: Thomas Oudman (2017). Red knot habits. An optimal foraging perspective on intertidal life at the Banc d’Arguin.  ISBN 978-90-367-9743-6; 180 pp.