Rif-vormende schelpdieren zoals mosselen zijn belangrijk op droogvallende platen, omdat ze stevige structuren bouwen waarop weer allerlei soorten algen, sponzen en kreeftachtigen hun plaats vinden. In de jaren ‘70 en ‘80 waren langlevende mosselbanken zeer wijdverbreid op de getijdeplaten in de Waddenzee, tot ze dertig jaar geleden bijna allemaal verdwenen, door een combinatie van natuurlijke oorzaken en intensieve visserij. Ongeveer tien jaar geleden begonnen de mosselbanken weer voorzichtig terug te komen, maar ze hebben zich slechts gedeeltelijk hersteld. Reden voor Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer, de Rijksuniversiteit Groningen en het Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee (NIOZ) om in 2010 het project Waddensleutels te starten, gefinancierd door het waddenfonds.  

Binnen dit project is op een aantal manieren geprobeerd om met mosselen uit de diepere wateren van de Waddenzee, de mosselbanken op de droogvallende getijdeplaten te herstellen. Hélène Paoli’s promotor dr. Johan van de Koppel van NIOZ: “Dit mislukte, de ene keer nog dramatischer dan de andere. Toen Hélène ging zoeken naar de oorzaken, bleek dat het niet zozeer lag aan de gebruikte techniek of mosselsoort. Ze ontdekte dat de omstandigheden waaronder mosselen opgroeien bepalend zijn voor hun latere succes op de getijdenplaten. Mosselen die opgroeien op een wadplaat, wapenen zich tegen de sterke golfslag. Maar in herstelprojecten worden vaak mosselen gebruikt, die eerst een rustige jeugd hebben gehad in dieper water. Die lukt het op latere leeftijd niet om te blijven liggen op de getijdeplaten, ze spoelen er links en rechts vanaf. Watjes zijn het.”  

“Hélène heeft eigenlijk ontdekt hoe het niet moet”, zegt Quirin Smeele, projectleider bij Natuurmonumenten. “Dat klinkt wrang, maar daarmee heeft ze wel de basis gelegd van ons huidige onderzoek waarmee we met ondersteunende structuren de mosselen beschermen tegen golfslag en roofdieren”. We kunnen nu op tal van plaatsen mosselbanken herstellen met de nieuwere technieken, waar we zonder Hélène ’s werk niet op gekomen waren.”

Meer informatie

Wetenschappelijk contact voor NIOZ:
Johan van de Koppel

Communicatie contact:
NIOZ, Jan Boon (ook voor hoge resolutie foto's)